Eind januari 2017 hebben bestuursleden en enkele actieve leden van de Vereniging Waalzinnig een trechter-exercitie gedaan om te komen tot een aantal kansrijke oplossingsrichtingen voor waterveiligheid in het gebied Varik-Heesselt. De elementen voor deze oplossingsrichtingen zijn ontleend aan de nota ‘Oplossingen Hoogwater Veiligheid – inventarisatie ten behoeve van de Notitie Kansrijke Oplossingsrichtingen’ (te vinden op varikheesselt.gelderland.nl) Hieronder wordt tussen haakjes verwezen naar de desbetreffende paragraaf in genoemde nota. De hieronder genoemde kansrijke oplossingsrichtingen verdienen het om in de MIRT-verkenning nader onderzocht te worden en onderworpen te worden aan een MKBA en MER.
Hieronder worden, in volgorde van belangrijkheid, kansrijke oplossingsrichtingen aangedragen.
- Met stip op 1 staat: alleen dijkversterking en –ophoging (3.1).
Argumentatie: In het MIRT-onderzoeksrapport staat nadrukkelijk dat met alleen dijkversterking en – verhoging aan de waterveiligheidsopgave voldaan kan worden. Uit recent onderzoek blijkt dat het hele dijktraject Tiel-Waardenburg is afgekeurd op macrostabiliteit, piping en hoogte. Er zal dus sowieso enorm aan de dijk gesleuteld gaan worden. Deze maatregel grijpt het minst van allen in op de bestaande landschappelijke patronen. Verder is de combinatie dijkversterking met een binnendijkse hoogwatergeul ongeveer € 150 miljoen duurder.
- Op de tweede plaats staan, naast dijkversterking en –verhoging, alleen buitendijkse maatregelen (met heel beperkte dijk teruglegging) zoals in het plan dat door Ir. Frank Spaargaren is ontwikkeld en door ons is ingediend bij de Provincie en het waterschap (3.13; 3.3; 3.4).
Argumentatie: Ingrepen in de uiterwaarden zijn minder ingrijpend dan binnendijks. Bij de aanleg van brede ‘deltadijken’ neemt het gevaar van piping af en is de stabiliteit gegarandeerd. Ook hier zal dijkversterking nodig zijn. Meekoppelkansen zijn uitvoerig beschreven in het rapport van Wim van der Geijn: o.a. kansen voor ‘stille’ recreatie, woningbouw op de dijk, zorgvoorzieningen in de dorpen, geen verlies van hoogwaardige landbouwgrond voor de fruitteelt (http://www.cartigny-advies.nl/waalzinnig/bijeenkomst-meekoppelkansen-spaargarenvariant/). Grond uit de nevengeulen in de uiterwaarden kan direct gebruikt worden voor de dijkversterking. Ook hier zijn de kosten beduidend lager (€ 100 miljoen) dan bij de aanleg van een binnendijkse nevengeul. Verder is het plan adaptief: breedte en diepte van buitendijkse nevengeulen kunnen redelijk eenvoudig aangepast worden aan nieuwe inzichten en ook de dijkhoogte op de brede dijk is gemakkelijk te regelen. Een neveneffect is dat de bocht in de rivier flauwer gemaakt kan worden (zoals door Kooman is voorgesteld) en dat hier bovenstrooms waterstandsverlaging optreedt. Natuurontwikkeling in de uiterwaarden heeft bij dit plan ook kansen.
- Aanleg van meerdere ondergrondse tunnelbuizen (3.10) die bij hoogwater meestromen om de bocht bij Varik-Heesselt te ontlasten. Hierbij blijft dijkversterking en –ophoging noodzakelijk.
Argumentatie: Dit is een voor Nederland echt vernieuwende aanpak waarmee in het buitenland indruk gemaakt kan worden. Verder is het een oplossing die landschappelijk niet of nauwelijks impact heeft. Een neveneffect is ook bovenstroomse waterstandsverlaging.
Maatregelen die in samenhang met bovenstaande oplossingsrichtingen genomen kunnen worden zijn het verwijderen van obstakels (3.5) en het op peil houden van de rivierbodem (3.6). Verder zou onderzocht dienen te worden hoeveel water een Maas-Waal verbinding kan afvoeren bij hoogwater (3.11) om daarmee de Waal te ontlasten.
Een aparte maatregel die van groot belang is, is de afstemming met maatregelen in Duitsland (3.15; 3.17). Het beleid in Duitsland is gestoeld op water vasthouden aan de bron, rivieren de ruimte geven door dijk teruglegging en het inrichten van zeer grote retentiegebieden. Recentelijk zijn er ook plannen gemaakt om uitgemijnde bruinkoolmijnen (met een giga inhoud) als retentiegebieden te gaan gebruiken. Zolang de dijken tussen Wesel en Lobith niet zijn opgehoogd (gepland te zijn geïmplementeerd in 2025), gaat het water van de Rijn bij een afvoer hoger dan 14.500 m3/s over de dijken in Duitsland. Als de dijken opgehoogd zijn gaat het water bij afvoeren vanaf 16.000 m3/s over de dijken. Er kan dus niet meer dan 16.000 m3/s bij Lobith binnenkomen. Dijkophogingen in het rivierengebied kunnen dus beperkt blijven.
Wat we absoluut niet zien zitten zijn binnendijkse hoogwatergeulen; zowel de relatief korte, al lang genoemde Varik-Heesselt hoogwatergeul alsmede de onlangs geopperde Tiel-Neerijnen geul.
Argumentatie: Naast de aanleg van deze geulen blijft aanzienlijke dijkversterking en –ophoging noodzakelijk. Hiernaast wordt het geheel aan te bouwen en te onderhouden dijken vergroot. Verder komt de veiligheid in het door de hoogwatergeul omsloten gebied in het geding; bij een dijkdoorbraak in de aldus ontstane polder is geen tijd meer voor evacuatie. Hiernaast wordt het bestaande landschap enorm aangetast met de aanleg van een extra stel dijken. Ook bestaande agrarische bedrijven moeten wijken of krijgen problemen doordat hun areaal wordt aangetast en niet te vergeten zal een groot aantal woningen moeten verdwijnen. Verder spelen de zeer hoge aanlegkosten ten opzichte van alleen dijkversterking en –verhoging. Het effect van bovenstroomse waterstandsdaling is beperkt (maximaal 40 cm) in verticale afstand ten opzichte van de totale dijkhoogte als ook in horizontale afstand: niet substantieel dus.
Mocht de variant hoogwatergeul Varik-Heesselt worden onderzocht dan willen wij dat ook de hoogwatergeul Rossum-Hurwenen wordt onderzocht: deze kan dezelfde bovenstroomse effecten hebben en mogelijk minder kosten omdat deze geul door een groot stuk uiterwaard loopt.
Bovenstaand document is gestuurd naar alle partijen in het proces. Waalzinnig gaat ervan uit dat onze overwegingen mee worden genomen in het trechteringsproces.
Geef een reactie