Aan de leden van de Vaste Commissie Infrastructuur en Milieu.
Betreft: Dijkversterking Tiel-Waardenburg en Rivierverruiming Varik-Heesselt.
Geachte leden,
Het Rijk en de Provincie hebben in het kader van de “Ruimte voor de Rivier” gekozen voor een krachtig samenspel van dijkversterking en rivierverruiming. De afspraak is gemaakt dat de besparing op de dijkversterking als gevolg van de waterstanddaling door rivierverruiming, vanuit de Dijkrekening naar de rivierverruiming gaat.
In april 2016 is de MIRT-verkenning gestart. Een projectgroep van het ingenieursbureau SWECO met vertegenwoordigers van het Waterschap en de Provincie hebben de verkenning uitgevoerd. Ondergetekende spreekt zijn waardering uit voor de wijze waarop de verkenning is uitgevoerd. De open en constructieve contacten met de projectgroep worden zeer op prijs gesteld. Daardoor is het mogelijk om een goed beeld te krijgen van de mogelijkheden.
Uit 19 mogelijke oplossingen zijn 3 kansrijke oplossingen geselecteerd, ieder met een subvariant. Het betreft verschillende opties voor versterking van de bestaande dijken en een Hoogwatergeul, waardoor Varik-Heesselt bij hoogwater een kleine – door water omsloten – polder wordt. De opties zijn op hoofdlijnen uitgewerkt tot een niveau waarop, volgens de projectgroep, de keuze van een voorkeursoplossing mogelijk wordt geacht. Dezerzijds worden aan het onderzoek de volgende conclusies verbonden.
- Naast verruiming door de Hoogwatergeul, is nu voor het eerst uitgebreid onderzocht welke verruiming mogelijk is binnen de grenzen van de huidige uiterwaarden. Het blijkt dat een 2 tot 3 keer zo grote daling van de waterstanden mogelijk is over een langer riviertraject. De noordoever en de zuidoever dragen in ongeveer gelijke mate hieraan bij. De projectgroep heeft deze verruiming niet verder betrokken bij de dijkversterking. Daarvoor worden twee redenen aangegeven: milieuwetgeving staat het niet toe en de stuurgroep heeft besloten dat de zuidelijke oever geen bijdrage aan de verruiming hoeft te geven. Aan die oever wordt voorrang gegeven aan verbetering van de natuur.
Er is niet onderzocht welke waarden kunnen worden toegekend aan de veranderde natuurwaarden in de uiterwaarden die ontstaan door substantiële verruiming met een waterstanddaling van ruim 1 meter. Het huidige karakter verandert naar een meer watergebonden natuur. Beperkte verruiming, met een waterstanddaling van 0,1 meter, is wel onderzocht en kent grote ecologische potenties. Daarop berust ook de keuze van natuurverbetering aan de zuidoever. Een verruiming die een waterstandverlaging oplevert vergelijkbaar met de Hoogwatergeul, ligt tussen deze beide uitersten in. Niet is onderzocht welke ecologische voor- en nadelen hieraan zijn verbonden.
Conclusie: Verzekeren van de veiligheid is de hoofdopgave van het Deltaprogramma. In de praktijk blijkt dat aan de milieuwetgeving en de daaraan gekoppelde beleidswensen een zo zwaar gewicht wordt toegekend, dat op uitvoeringsniveau het denken in opties voor de veiligheid sterk wordt beperkt. Er gaat een verlammend effect vanuit. Het is van groot belang dat de politiek helder maakt dat veiligheid de grootste prioriteit heeft. Niet alleen in beleidsnota’s, maar vooral in de uitvoeringspraktijk. De balans tussen veiligheid en milieu is uit het lood geslagen, in het nadeel van de veiligheid. Er ligt een te eenzijdig accent op behoud van de huidige natuurwaarden. Het creëren van een nieuwe, andere natuur in samenhang met de maatregelen voor de veiligheid wordt onvoldoende uitgewerkt, gewaardeerd en meegewogen.
- De Hoogwatergeul. Vitale onderdelen zijn in het geheel niet of onvoldoende uitgewerkt. Het betreft het inlaatwerk en het risico van opbarsten van de bodem van de polder Varik-Heesselt. Voor het inlaatwerk is geen ontwerp gemaakt. Voor het beoordelen van de veiligheid is bepaling van de faalkans noodzakelijk. Dat kan niet zonder een uitgewerkt ontwerp. De faalkans zal nooit nul worden. Mocht de inlaat falen, dan heeft dat ernstige consequenties. De bovenstrooms gelegen dijken zijn dan te laag cq. niet sterk genoeg. In de toelichting bij deze brief wordt nader ingegaan op de haalbaarheid van het inlaatconcept.
Dan het opbarsten van de bodem van de polder. Bij hoge rivierafvoeren staat er een “watermuur” van ca.7,0 m hoog rond de polder. Berekeningen tonen aan dat er sterke welvorming en opbarsten van de bodem kan optreden. Indien als gevolg van de kwelstromen tevens de dijk verzakt of om andere redenen bezwijkt, loopt de polder snel onder water. Evacuatie conform het meerlaagse veiligheid principe is niet mogelijk. Er zal dan sprake zijn van een groot aantal dodelijke slachtoffers.
Deze passage in het rapport van de projectgroep heeft grote onrust veroorzaakt bij de bewoners. Bestuurders pogen de onrust weg te nemen door te wijzen op de extra hoge veiligheidsnorm waaraan de dijken rond de polder moeten voldoen. Een hoge norm stellen is mooi, maar de vraag is of die in de praktijk wordt gerealiseerd. Daarover bestaat op dit moment geen duidelijkheid zo niet gerede twijfel. Hetzelfde geldt ten aanzien van de uitspraak van bestuurders dat technici het probleem wel zullen oplossen. De beste oplossing is het probleem niet oproepen.
In het kader van de meerlaagse veiligheid is tevens onderzocht wat de situatie is in de andere oplossingen zonder polder. Indien de versterkte dijken onverhoeds bezwijken -en die kans kan volgens de Minister nu eenmaal niet worden uitgesloten- zijn er vluchtmogelijkheden omdat het achterland geleidelijk onder water loopt. De oplossing met “dikke” dijken biedt het meeste perspectief als vluchtplek.
En dan nu de robuustheid/veiligheid van het riviersysteem. Rivierverruiming moet daaraan een bijdrage leveren. Een lagere waterstand van een paar decimeter draagt op zich niet bij aan de veiligheid. De veiligheid wordt bepaald door de robuustheid van de dijken. Conform de in de aanhef van deze brief vermelde afspraak, wordt de waterstand verlaging door de Hoogwatergeul vertaald in een minder hoge/zware versterking van de bestaande dijken stroomopwaarts. De kostenbesparing werd voorheen geraamd op 40 miljoen. Deze aangepaste versterking van de dijken leidt niet tot een grotere robuustheid/veiligheid van het riviersysteem.
Conclusie: De Hoogwatergeul draagt niet bij aan de robuustheid/veiligheid van het riviersysteem. Essentiële onderdelen zijn niet of onvoldoende uitgewerkt. De Hoogwatergeul is relatief onveiliger dan andere oplossingen. Evacuatie van de bewoners in de polder Varik-Heesselt is, bij een helaas niet uit te sluiten dijkdoorbraak, niet mogelijk met een groot aantal dodelijke slachtoffers als gevolg. De investeringskosten zijn tenminste rond 200 miljoen hoger dan voor andere oplossingen. Voor de levensduur kosten is dat 250 miljoen. De hoogwatergeul moet worden afgewezen.
- Een combinatie van de onderzochte oplossingen verdient de voorkeur uit het oogpunt van veiligheid en toekomstbestendigheid. Door situering van een vrijwel doorbraakbestendige dijk – de zgn. “dikke dijk” – tegen de rivierzijde van de bestaande dijk over het gehele traject TielWaardenburg, is de aantasting van woningen en bedrijven minimaal. De hoogte van de dijk kan worden beperkt doordat wateroverslag bij zo’n brede dijk niet mogelijk is. De hoogtebeperking is ongeveer even groot als de waterstanddaling bij een Hoogwatergeul. Verbetering van de natuur en/of compensatie van milieueffecten kan plaatsvinden in de uiterwaarden en eventueel door dijkteruglegging bij de Heesseltsche uiterwaarden, waardoor deze uiterwaarden worden vergroot. De dijk biedt toeristische perspectieven en andere ontwikkelingsmogelijkheden.
In meer algemene zin vragen de volgende drie zaken de aandacht van de Vaste Commissie.
- Voor een verantwoorde beoordeling van de robuustheid/veiligheid van een riviersysteem is essentieel dat beide oevers integraal en in samenhang worden bezien. Dat is niet gebeurd. De dijk langs de zuidelijke oever is op basis van de oude normen afgekeurd. Er is niet onderzocht wat het effect is van de nieuwe normering. Er is daardoor onvoldoende zicht op de veiligheidsrisico’s. Er is evenmin een, zelfs niet, globaal plan voor de versterking van de zuidelijke dijken. Desalniettemin bestaat het voornemen om op korte termijn in de uiterwaarden een natuurverbetering uit te voeren. De vernauwing van de doorstroming die dat veroorzaakt, wordt gecompenseerd door rivierverruiming onder de noemer verbetering van de waterkwaliteit en de natuur. Het is niet duidelijk of dit voornemen problemen oproept voor de versterking van de dijken op een later tijdstip. Dit geheel leidt tot de volgende conclusie:
Bij de aanpak van het veiligheidsprobleem ontbreekt het aan een overall inhoudelijke aansturing en prioriteit stelling. De veiligheid van het riviersysteem wordt niet integraal bezien. Er worden, zonder zicht op gevolgen voor de veiligheidopgave, mogelijk ontijdig milieu projecten uitgevoerd. De kansen die een combinatie van veiligheidsmaatregelen en natuurverbetering in de uiterwaarden biedt, worden niet onderzocht.
- In de afweging tussen de verschillende belangen wordt rond dit project al langere tijd zeer uitvoerig en in detail aandacht besteed aan ecologie/natuur en ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden, de zgn. meekoppelkansen. De hoofdopdracht veiligheid is pas recent serieus op hoofdlijnen ter hand genomen en laat nog lacunes zien. De belangen van bewoners en bedrijven bleven vrijwel onzichtbaar, zeker in vergelijking met natuurbelangen. Dat wakkert ontevredenheid en onbegrip onder bewoners aan.
Voor een evenwichtige belangenafweging dient voortaan, naast een MER, een wettelijk verankerde BER -“Bewoners/bedrijven Effect Rapportage”- te worden opgesteld.
- De verlaging van de waterstanden door rivierverruiming wordt vertaald in een beperktere verhoging/versterking van de afgekeurde dijken. De kostenbesparing komt ten goede van de rivierverruiming. Op deze manier draagt een waterstandverlaging niet bij aan een robuuster/veiliger riviersysteem in vergelijking met dijkversterking zonder rivierverruiming. Daarom de volgende aanbeveling:
Het verdient sterke aanbeveling een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de bijdrage aan de veiligheid van reeds uitgevoerde rivierverruimende projecten.
In de bij deze brief gevoegde bijlage wordt de problematiek in een breder kader geplaatst.
Ir. F. Spaargaren (penvoerder. tel: 06 5350 0127)
Mede namens de Vereniging Waalzinnig
2 november 2017
Bijlage: Nadere toelichting
Veiligheid van dijken. Vrij breed staat bij de veiligheid het beeld van het overstromen van de dijk voor ogen. Daarbij past dat een lagere waterstand dus veiliger is. In het rivierengebied is echter een ander bezwijkmechanisme van dijken belangrijker: piping en binnenwaartse stabiliteit van de dijk. Tijdens de hoogwatersituatie van 2011, trad op 18 plaatsen door piping welvorming op aan de binnenzijde van de dijk. Het verschil in waterstand tussen de rivier en de binnenzijde van de dijk, het verval, bedroeg toen 4,0 – 4,5 m. Met de hoogte van de dijken was in 2011 niets mis.
Het maatgevend verval waaraan de dijken moeten kunnen voldoen, ligt in de orde van 7,0 meter. Daaraan is het opbarsten van de bodem van de Varik-Heesselt polder gerelateerd. Voor de beoordeling hoe groot het effect van een waterstandverlaging is, moet deze worden afgezet tegen een verval van 7,0 m. In het algemeen is een verlaging van een paar decimeter van ondergeschikte betekenis. Een verlaging van 1,0 m of meer begint ergens op te lijken en zet zoden aan de dijk. Een lagere waterstand dus primair relateren aan de hoogte van de dijk, geeft een sterk vertekend en onvolledig beeld.
Hoogwatergeul. De maatgevende afvoer bij Lobith bedraagt 18.000 m3/s. De Hoogwatergeul voert dan ruim 3.900 m3/s af. Dat is ruim 1,5 keer de maximum afvoer van de IJssel. Waar bij de IJssel ingrijpende maatregelen zijn getroffen om de situatie veilig te maken, wordt bij Varik-Heesselt een 1,5 keer zo grote afvoer door de uiterwaarden en door een betrekkelijk nauwe toegangsgeul geperst.
Bij een waterbouwkundige gaat er dan een rood lampje branden. Ook rijst de vraag waarom er bij de IJssel in het kader van Ruimte voor de Rivier dure maatregelen zijn getroffen om de veiligheid te verbeteren, terwijl rond de Hoogwatergeul een situatie wordt gecreëerd die minder veilig is.
Inlaatwerk. Het inlaatwerk van de rivierverruiming bij Veessen-Wapenveld in de IJssel is 800 m breed en moet 1.100 m3/s verwerken. Het inlaatwerk bij Varik is 300 m breed en moet een 3,5 keer zo grote afvoer verwerken. Per meter’ inlaatwerk is dat een bijna 10 keer zo grote hoeveelheid water. Als het beeld van Veessen-Wapenveld voor ogen wordt gehaald, ontstaat een gevoel wat dat betekent. Dezerzijds wordt verwacht dat bij het ontwerpen van een betrouwbare inlaat zal blijken, dat bij een breedte van 300 m slechts een beperktere afvoer mogelijk is. De waterstanddaling loopt dan terug van 0,40 m naar 0,25 – 0,30 m. Moet toch 0,40 m worden gehaald, dan zal de inlaat aanzienlijk breder moeten worden. In de orde van 500 m. In beide gevallen zijn de consequenties groot.
Wat de kosten betreft: In het verkenningen rapport wordt een Balgstuw als mogelijke oplossing vermeld. De Balgstuw bij Ramspol heeft een netto doorstroomopening van 180 m. De kosten bedroegen 100 miljoen. In de raming voor het inlaatwerk bij Varik is een bedrag opgenomen van 9 miljoen. Dat zegt genoeg. De raming van de investeringskosten van de Hoogwatergeul is te laag. Het betreft het inlaatwerk, de dijken rond de Hoogwatergeul en het probleem van het opbarsten van de bodem. De investeringskosten moeten minimaal met 50 miljoen worden verhoogd tot tenminste 500 miljoen. De oplossing met een “dikke”dijk kost rond de 300 miljoen. Voor de levensduur kosten is dat respectievelijk naar schatting 610 miljoen versus 360 miljoen.
Erik Querner zegt
De brief van dhr. Spaargaren geeft duidelijk aan de twijfels of de hoogwatergeul nodig is en of daarbij de veiligheid voor de bewoners in de omgeving voldoende is gewaarborgd. De capaciteit van soortgelijke geulen of werken elders geeft goed aan dat de geul bij Varik veel te klein is gedimensioneerd en ook de kosten ervan zijn niet in verhouding tot andere werken.
Goed verhaal!!
Een punt van aandacht lijkt mij ook veranderende grondwaterstanden in de omgeving van de dijk tijdens (extreem) hoog en (extreem) laag water. Piping is een bekend fenomeen bij dijken, maar verder weg van de dijk in de polder of op het toekomstige eiland lijkt mij ook belangrijk om in de discussie en afweging van varianten mee te nemen.
Ernest Cartigny zegt
Erik, de experts zijn heel stellig dat kwel en piping geen probleem zijn “we zetten er voldoende pomp capaciteit op” maar wij horen ook andere geluiden dat als je heel hard gaat pompen de kwel en piping juist versterkt en dat het door pompen juist verzuipen wordt.